Op het gebied van gezondheid en welzijn blijft de zoektocht om de nadelige gevolgen van veroudering en obesitas te verzachten de drijvende kracht achter wetenschappelijk onderzoek. Recent onderzoek heeft licht geworpen op de achteruitgang van nicotinamideadenine dinucleotide (NAD+), een cruciale regulator van verschillende biologische processen, als een potentiële bijdrager aan leeftijdsgebonden en obesitas-geassocieerde complicaties. Deze daling van de NAD+ niveaus onderstreept het belang van het onderzoeken van interventies die dit vitale molecuul kunnen aanvullen en mogelijk het ontstaan van levensbedreigende ziekten kunnen verzachten.
Het verzamelen van bewijsmateriaal uit onderzoeken die zijn uitgevoerd op zowel knaagdieren als mensen suggereert een verband tussen dalende NAD+-niveaus en veroudering en aan obesitas gerelateerde pathologieën. Nicotinamide-mononucleotide (NMN), een NAD+-tussenproduct, is naar voren gekomen als een veelbelovende kandidaat voor het verhogen van de intracellulaire NAD+-niveaus en het tegengaan van de verstoringen die gepaard gaan met veroudering en obesitas.
Om de veiligheid en werkzaamheid van NMN-suppletie bij mensen te onderzoeken, heeft een team van onderzoekers een acht weken durend klinisch onderzoek uitgevoerd onder gezonde Japanse mannen van middelbare leeftijd. Het onderzoek had tot doel de impact van orale toediening van NMN op verschillende parameters te beoordelen, waaronder biochemische markers, metabolische functies, oftalmologische gezondheid, slaapkwaliteit en NAD+-niveaus in perifere weefsels.
Bij de studie, die gekarakteriseerd werd als een 8 weken durend, single-center, single-arm, open-label onderzoek, namen elf deelnemers deel die dagelijks vóór het ontbijt twee 125 mg NMN-capsules kregen. Gedurende de gehele interventieperiode vertoonden de deelnemers tolerantie voor het NMN-suppletieregime, zonder gerapporteerde bijwerkingen.
Met name werd in de studie een significante toename waargenomen van de NAD+-niveaus in mononucleaire cellen uit perifeer bloed na toediening van NMN, wat de werkzaamheid van NMN bij het stimuleren van de NAD+-biosynthese bij mensen aangeeft. Bovendien vertoonde NMN-suppletie bij deelnemers met oversecretie van insuline na orale glucosebelasting een bescheiden verzwakking van postprandiale hyperinsulinemie, een erkende risicofactor voor coronaire hartziekte.
De bevindingen uit dit klinische onderzoek suggereren dat NMN-suppletie veelbelovend is als een veilige en effectieve interventie voor het verhogen van de NAD+-niveaus en het potentieel verminderen van leeftijds- en obesitasgerelateerde gezondheidsrisico’s bij mensen. Door NAD+-voorraden aan te vullen, kan NMN-suppletie een nieuwe aanpak bieden voor het aanpakken van de fysiologische uitdagingen die gepaard gaan met veroudering en obesitas, en daarmee bijdragen aan een betere algehele gezondheid en welzijn.
Concluderend biedt deze studie waardevolle inzichten in het therapeutische potentieel van NMN-suppletie en onderstreept het het belang van verder onderzoek om de langetermijneffecten en klinische toepassingen ervan op te helderen. Naarmate het begrip van de NAD+-biologie zich blijft ontwikkelen, onderscheidt NMN-suppletie zich als een overtuigende weg voor het bevorderen van preventieve en therapeutische strategieën tegen ouderdoms- en obesitasgerelateerde ziekten.